Geschiedenis van het meubel.

De oudste nog bewaarde meubelen dateren uit de 15e eeuw, gemaakt in Gotische stijl, een kenmerkende stijl van de late Middeleeuwen. Deze meubelen zijn zeldzaam en vereisen specifieke kennis. Ze werden gebouwd met raamwerken (regels en stijlen) en panelen, een techniek die de meubelen lichter maakte en ruimte bood voor sierlijk snijwerk, zoals spitsbogen en ajourwerk in noten- en eikenhout.

In de 16e en vroege 17e eeuw ontstond de Renaissance, geïnspireerd door de klassieke Romeinse architectuur. Deze stijl, met nadruk op de gulden snede en zuilenordes, vond eerst toepassing in de architectuur en later in meubelen.

In de 17e eeuw kwam de Barokstijl op, die zich vanaf Italië verspreidde. Het was een reactie op de sobere Protestantse stijl en kenmerkte zich door weelderige versieringen zoals engeltjes, krullen en verguld stucwerk. Meubelen werden vaak voorzien van intarsia, marqueterie en gegoten bronzen versieringen.

In de 18e eeuw, onder invloed van Franse koningen en Napoleon, evolueerden de stijlen verder. De Lodewijk XIV-stijl (Louis XIV) kenmerkte zich door symmetrie, tropische fineersoorten en de introductie van commodes en consoletafels. Rond 1720 vervaagde deze stijl in de lichtere Régence-stijl. Tijdens Lodewijk XV (Louis XV) werd de Rococo populair, met vloeiende lijnen en asymmetrie, evenals Chinese motieven.

Lodewijk XVI (Louis XVI) bracht een strakkere, klassieke stijl die het Rococo verving. Het mahoniehout werd populair en marqueterie verdween grotendeels.

Na de Franse Revolutie, in de Empire-stijl (1800-1820), werden de meubelen strakker met klassieke, Egyptische invloeden en bronzen ornamenten.

In de 19e eeuw werd meubelproductie meer fabrieksmatig. De Biedermeierstijl (vroege 19e eeuw) werd gekarakteriseerd door vereenvoudigde versies van Empire- en Lodewijk XVI-meubelen. Later in de eeuw bloeiden neo-gotische, neo-renaissance en neo-barokke stijlen op, vooral tijdens de Romantiek.

In de 20e eeuw bracht de Jugendstil (Art Nouveau) kunstzinnige meubels, vaak met tropisch hardhout en slingerende bloemenmotieven. De Art Deco-periode (1910-1930) introduceerde juist strakke, minimalistische ontwerpen.

De expert moet goed onderscheid kunnen maken tussen 19e-eeuwse “kopieën” en originele meubelen uit de stijlperiodes, aangezien de waardeverschillen groot kunnen zijn.