Geschiedenis van het meubel.

Voor de geschiedenis van het meubel starten we met de oudste, nog bewaard gebleven meubelen, die komen uit de vijftiende eeuw en die gemaakt zijn in Gotische stijl, de stijl uit de late Middeleeuwen. Het zijn zeer zeldzaam voorkomende meubelen. En dat vraagt vanzelfsprekend om een specifieke kennis.
Constructief werd er voor het eerst met raamwerken (regels en stijlen) met daarin panelen gewerkt, het zogenaamde vergaarwerk.
De meubelen werden hierdoor veel lichter en de panelen konden fraai met snijwerk van spitsbogen of briefpanelen worden versierd. Ook fijn gestoken ajourwerk komt voor en wel zowel in notenhout als in eikenhout.
De credens of tresoor ontstaat, een nieuw soort kast die ontwikkeld is uit de kist. Voordien had de bevolking alleen min of meer fraaie kisten in huis om spullen in op te bergen.
Het enige overige meubilair was een driepoot krukje, een blad op schragen dat diende als tafel. In sommige gevallen was er ook een zwaar uitgevallen stoel die leek op een kist met hoge rug en zijkanten.
Voor de geschiedenis van het meubel belanden we dan bij de meubelen uit de zestiende en begin van de zeventiende eeuw, die in de zogenaamde Renaissance stijl zijn vervaardigd.
Dat is een stijl die gebaseerd is op de architectuur van de oude Romeinen.
Deze wedergeboorte van de Klassieke stijl heeft als basis de gulden snede (een perfecte verhouding) en de belangrijke “zuilenorden” zoals de Korinthische, Ionische en Dorische zuilen.
Meestal worden nieuwe stijlen eerst in de architectuur toegepast en pas later in de meubelkunst.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw tot het begin van de achttiende eeuw staan de meubelen onder de Barok invloed. Deze bombastische stijl met veel engeltjes, krullen en gekleurd stucwerk met goud, kwam uit Italië overgewaaid. Het is een stijl waarmee allereerst in opdracht van de Katholieke kerk de kathedralen overdadig versierd werden, immers het huis van God.
De Barok was een reactie op de versobering die het Protestantisme had ingezet. In Noord-Europa is deze Barok stijl nooit zo uitbundig geworden.
Bij de meubelen kenmerkt zich dit door ronde vormen, gecontourneerde randen en het gebruik van diverse houtsoorten in één meubel, waarbij voor het eerst intarsia en marqueterie (inlegwerk) gebruikt werden.
Ook worden vanaf deze tijd de gegoten bronzen versieringen populair.

Deze stijl zet zich voort in de achttiende eeuw, die vooral onder invloed van de Franse koningen en Napoleon stonden. Deze ontwikkeling zorgt voor een aantal nieuwe stijlen.

Allereerst is daar de Lodewijk XIVde (Louis quatorze) stijl, van de zonnekoning, die vanaf het vierde kwart van de zeventiende eeuw zijn invloed heeft doen gelden. Met name door de bouw en inrichting van zijn paleis in Versailles door architect Charles le Brun.
Deze stijl heeft als kenmerkt symmetrie in de vorm en versiering, waarbij schelpmotieven en C-ornamenten de belangrijkste versieringselementen zijn. De meubelen zijn verder versierd met bronzen, vuur vergulde ornamenten en vele fineersoorten, vaak van tropische hardhout. De zitmeubelen worden gestoffeerd, zijn lager, breder en met een hoge rug voor meer comfort. Voor het eerst zijn commodes en consoletafels te zien. Het intarsia maakt plaats voor marqueterie onder invloed van de Boulle techniek waarbij niet alleen tropisch hout, maar ook tin, schildpad, messing en zilver werd toegepast.

De Lodewijk XIVde stijl gaat rond 1720 langzaam over in de zogenaamde Régence stijl.
De zware ornamenten van de Lodewijk XIVde stijl worden luchtiger en de ornamenten en het meubel lopen in één lijn met elkaar door.
Tijdens de regering van Lodewijk XV (Louis quinze) rond 1750, worden de meubelen frivoler. Deze Lodewijk XVde stijl, ook wel Rococo genoemd , vindt men in het tweede en derde kwart van de achttiende eeuw.
Het wordt in plaats van een paleis-stijl een salon-stijl. Het is een vloeiend lijnenstel waarbij het meubel opgaat in de siervorm. Het wordt een ornament op zich.
Bij de stoelen lopen de rug en zijkanten vloeiend in elkaar over. De bergère en de chaise longue worden populair.
Kenmerkend is de asymmetrie in alle vormen. Ook Chinese motieven, de Chinoiserie is populair.
Als reactie op deze frivole stijl komt de Lodewijk XVIde (Louis seize) stijl, aanvankelijk naast het Rococo, maar spoedig verdringt het de gebogen lijnen en zien we strakke, rechthoekige opbouw met elementen en versieringen uit de Klassieke oudheid. Deze periode wordt ook wel Classicisme genoemd.
De poten zijn rond en lopen taps toe en zijn gecanneleerd. De meubelen worden kleiner en marqueterie verdwijnt grotendeels.
Het mahoniehout wordt zeer populair als meubelhout.

Na de Franse Revolutie en in het tijdperk van keizer Napoleon worden de meubelen steeds stijver en blokkeriger.
Het is de Empire periode van 1800 tot 1820.
In de gegoten bronzen en vuur vergulde ornamenten dienen alleen nog versieringen uit de Klassieke oudheid, van met name de Egyptenaren als voorbeeld.

In de negentiende eeuw worden de Gilden afgeschaft en wordt de meubelmakerij langzaam fabrieksmatig.

In het tweede kwart van de negentiende eeuw ontstaat er een burgerlijke stijl Biedermeier genaamd. Aanvankelijk zijn het vereenvoudigde meubelen in Empire en Lodewijk XVIde stijl, maar dit gaat al spoedig over in alle mogelijke neostijlen. In de tweede helft van de negentiende eeuw bereiken deze neo-gotische, neo-renaissance en neo-barokke stijlen hun hoogte punt. Deze periode wordt ook wel Romantiek genoemd.

In Nederland is dit de Willem III stijl, in Engeland de Victoriaanse stijl, in Frankrijk Louis Philippe stijl.

In de twintigste eeuw zien we, onder invloed van de Jugendstil of Art Nouveau, meer en meer kunstzinnig gemaakte meubelen van prachtige tropische hardhout soorten met snijwerk van slingerende planten en bloemen.
In de periode hierna, 1910-1930, de Art Deco periode, worden de meubelen juist weer heel strak en simplistisch.

In verband met de uitgebreidheid van de geschiedenis van het meubel moet de expert of taxateur goed het verschil kunnen zien tussen de negentiende eeuwse “kopieën” en de meubelen van de “’époque” (de oorspronkelijke stijlperiode). De waardes liggen namelijk ver uit elkaar.